Een hogere bezoldiging voor iedere bedrijfsleider?

Naast het feit dat men moet kwalificeren als kleine vennootschap volgens art. 15 W.Venn., is één van de voorwaarden om het verminderd tarief in de vennootschapsbelasting te genieten, het toekennen van een voldoende bezoldiging aan de bedrijfsleider (art. 215 WIB). Bij de recente hervorming werd het minimumbedrag verhoogd van 36.000,00 EUR naar 45.000,00 EUR. Betekent dit nu dat iedere bedrijfsleider de bezoldiging onmiddellijk moet (laten) aanpassen ?

 

De bezoldigingsvoorwaarde samengevat

Conform artikel 215 WIB zijn vennootschappen uitgesloten van het verminderd tarief als ze “… niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk die ten minste gelijk is aan 45 000 euro. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45 000 euro, moet deze bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk ”. Deze voorwaarde is niet nieuw en vond reeks enkele decennia geleden toepassing via de zogenaamde “1 miljoen-regel” (in Belgische frank uiteraard), waarna het bedrag enkele keren gewijzigd werd.

De vermelde minimale bezoldigingen zijn vaste bedragen en hebben steeds betrekking op één belastbaar tijdperk. Het prorateren van dit bedrag wegens kortere of langere boekjaren dan de gebruikelijke 12 maanden, is dan ook uit den boze. Bovendien moet de bezoldiging toegekend zijn aan minstens één bedrijfsleider natuurlijke-persoon ; men dient het bedrag dus “per hoofd” te bekijken, en niet in een totaliteit van het bestuursorgaan of een gezin (bijvoorbeeld een gezamenlijke aangifte in de personenbelasting waarbij beide partners in dezelfde vennootschap een mandaat als bezoldigd bedrijfsleider vervullen). Het begrip “bezoldiging” beperkt zich niet tot de gewone periodieke verloning ; ook andere belastbare voordelen, tantièmes en herkwalificatie van huurinkomsten mogen meegeteld worden.

Tot slot nog vermelden dat het voldoen aan de minimumbezoldiging steeds op individueel vennootschapsniveau moet bekeken worden, ook al zou de natuurlijke persoon in meerdere (verbonden) vennootschappen als bedrijfsleider actief zijn.

 

Dubbele bestraffing

De hervorming van de vennootschapsbelasting heeft bovendien een bijkomende heffing in het leven geroepen, die van toepassing is indien aan een bedrijfsleider te weinig bezoldiging toegekend wordt (art. 219quinquies WIB). Deze afzonderlijke aanslag wordt berekend op het verschil tussen het wettelijke minimumbedrag (in beginsel 45 000 euro) en de hoogste bezoldiging die door de vennootschap aan één van haar bedrijfsleiders toegekend werd. De bijkomende belasting bedraagt 5,1% voor aanslagjaren 2019 en 2020, en 10% vanaf aanslagjaar 2021. Merk op dat artikel 198 §1 1°  WIB deze extra belasting als een aftrekbare beroepskost vermeldt, wat tot een iteratieve berekening van het tekort en de heffing leidt. Deze afzonderlijke aanslag is steeds verschuldigd, los van het belastbare resultaat of andere aanslagen.

Voortaan zal een vennootschap die niet voldoet aan de bezoldigingsvoorwaarde, dus twee keer gestraft worden : enerzijds verliest men het verminderd tarief, anderzijds is een extra afzonderlijke aanslag verschuldigd.

Het artikel 219quinquies WIB stipuleert verder dat de afzonderlijke aanslag niet van toepassing is op startende kleine vennootschappen, tijdens de eerste vier belastbare tijdperken vanaf de oprichting. Voor verbonden vennootschappen wordt de bijzondere heffing niet toegepast indien aan minstens één persoon die in de verschillende vennootschappen als bedrijfsleider fungeert, een bezoldiging op geconsolideerde basis toegekend wordt van minstens 75 000 euro.

 

Verminderd tarief is niet heilig

Voordat we verder ingaan op het verhogen van de bezoldiging, toch eerst even benadrukken dat het verminderd tarief geen doel op zichzelf mag zijn. De specifieke situatie van iedere vennootschap speelt hier uiteraard een rol ; als men van het verminderd tarief kan genieten, is dit uiteraard mooi meegenomen, maar men dient zeker ook aan volgende opmerkingen te denken.

Ten eerste vormt de voldoende bezoldiging slechts één voorwaarde om het verminderd tarief te genieten. Sinds de hervorming bevat artikel 215 WIB nog drie andere condities die allen cumulatief voldaan moeten zijn. Bovendien moet de onderneming als kleine vennootschap conform art. 15 W.Venn kwalificeren.

Verder is het financiële voordeel van het verminderd tarief vrij beperkt. Voor de inkomsten tot en met aanslagjaar 2018 bedroeg het maximale verschil (bij gelijke belastbare basis) 3 591,50 EUR. Dit verschil loopt op tot 9 180,00 euro voor aanslagjaren 2019 en 2020, om vervolgens te dalen tot 5 000,00 euro vanaf aanslagjaar 2021.

Tot slot moet de situatie steeds vanuit twee invalshoeken bekeken worden : wat is het effect voor de betalende vennootschap enerzijds, wat is de impact op de situatie van de ontvangende belastingplichtige anderzijds.

 

Toelichting bij de voorbeelden

We maken de berekeningen steeds in de veronderstelling van een kleine vennootschap, die momenteel aan minstens één bedrijfsleider-natuurlijke persoon (zelfstandige in hoofdberoep) een totale bezoldiging van 36 000,00 euro op jaarbasis toekent. Om iteratieve berekeningen te vermijden, werd de aftrekbaarheid van de (beperkte) bijkomende heffing buiten beschouwing gelaten. Teneinde de fiscale impact zo duidelijk mogelijk weer te geven, houden we in de personenbelasting rekening met sociale bijdragen à rato van 20,50% (exact bedrag is afhankelijk van de beheerbijdrage van het sociaal verzekeringsfonds), schijven en tarieven van inkomstenjaar 2018, een belastingvrije som van 7 430,00 euro (basisbedrag voor aanslagjaar 2019) en geen gemeentebelasting (want afhankelijk van de plaats waar men woont).

 

Impact op de persoonlijke situatie van de belastingplichtige-natuurlijke persoon

De bedrijfsleider kan rekenen op een verhoging van de belastbare inkomsten van 9 000,00 euro bruto. Hierdoor zal hij voor inkomstenjaar 2018 1 845,00 euro meer sociale bijdragen en 3 123,16 euro meer personenbelasting betalen. De totale (para)fiscale druk stijgt bijgevolg met 4 968,16 euro.

INKOMSTEN 2018 Zonder aanpassing Met aanpassing VERSCHIL
Bezoldiging 36 000,00 45 000,00
Sociale bijdragen (20,50%) – 7 380,00 – 9 225,00 1 845,00
Kostenforfait (3%) – 858,60 – 1 073,25
BELASTBAAR 27 761,40 34 701,75
Belasting (excl. gemeentebelasting) 7 572,13 10 695,29 3 123,16
TOTALE DRUK 14 952,13 19 920,29 4 968,16

 

Kleine vennootschap met belastbaar resultaat van maximaal 72 000 euro (aanslagjaren 2019-2020)

De vennootschap behaalt een belastbaar resultaat dat niet hoger ligt dan 72 000,00 euro. Aangezien er steeds een bezoldiging van 36 000,00 euro toegekend werd, kon de vennootschap genieten van het verminderd tarief. In 2018 wordt de bezoldiging aangepast en verhoogd tot 45 000,00 euro. Het verminderd tarief blijft van toepassing en er is geen bijkomende heffing verschuldigd.

INKOMSTEN 2018-2019
(aanslagjaren 2019 en 2020)
Zonder aanpassing Met aanpassing VERSCHIL
Resultaat vóór bezoldiging 72 000,00 72 000,00
Bezoldiging – 36 000,00 – 45 000,00
Resultaat na bezoldiging 36 000,00 27 000,00
Vennootschapsbelasting (20,40%) 7 344,00 5 508,00 1 836,00
Bijkomende heffing 0,00 0,00
TOTALE BELASTING 7 344,00 5 508,00 1 836,00

 

Bij een toename van de bezoldiging met 9 000,00 euro wordt de bedrijfsleider-natuurlijke persoon geconfronteerd met een verhoging van de (para)fiscale betalingen die ruim groter is dan de belastingbesparing voor de vennootschap van 1 836,00 euro. In deze situatie is de conclusie duidelijk:   de bezoldiging verhogen is niet optimaal !

 

Kleine vennootschap met belastbaar resultaat van maximaal 100 000 euro (aanslagjaren 2019 en 2020)

De vennootschap behaalt een belastbaar resultaat dat hoger ligt dan 72 000,00 euro, maar  100 000,00 euro niet overstijgt.  In 2018 wordt de bezoldiging aangepast en verhoogd tot 45 000,00 euro. Zonder aanpassing kan de vennootschap niet genieten van het verminderd tarief en zal ze ook onderworpen worden aan een bijkomende heffing.

INKOMSTEN 2018-2019
(aanslagjaren 2019 en 2020)
Zonder aanpassing Met aanpassing VERSCHIL
Resultaat vóór bezoldiging 100 000,00 100 000,00
Bezoldiging – 36 000,00 – 45 000,00
Resultaat na bezoldiging 64 000,00 55 000,00
Vennootschapsbelasting 18 931,20 11 220,00 7 711,20
Bijkomende heffing (5,1%) 459,00 0,00 459,00
TOTALE BELASTING 19 390,20 11 220,00 8 170,20

 

De belastingbesparing bij de vennootschap (8 170,20 euro) is duidelijk hoger dan de extra (para)fiscale heffingen bij de bedrijfsleider-natuurlijke persoon. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door het tarief in de vennootschapsbelasting : 29,58 % plus bijkomende heffing in de situatie zonder aanpassing, 20,40% zonder bijkomende heffing indien de bezoldiging gewijzigd wordt. Het hoeft geen verder betoog : een verhoging van de bezoldiging is uiterst optimaal !

Merk bovendien op dat het resultaat van de vennootschap vóór en na bezoldiging quasi gelijk blijft. De beslissing heeft dus nauwelijks invloed op bijvoorbeeld het bedrag van een aan te leggen liquidatiereserve.

 

Kleine vennootschap met belastbaar resultaat van maximaal 100 000 euro (aanslagjaren 2021 en volgende)

Voor aanslagjaar 2021 blijft het verminderd tarief nagenoeg gelijk (20% in plaats van 20,40%). Het normale tarief daalt evenwel van 29,58% tot 25%. De bijkomende heffing stijgt van 5,1% naar 10%.

INKOMSTEN 2020
(aanslagjaar 2021 en volgende)
Zonder aanpassing Met aanpassing VERSCHIL
Resultaat vóór bezoldiging 100 000,00 100 000,00
Bezoldiging – 36 000,00 – 45 000,00
Resultaat na bezoldiging 64 000,00 55 000,00
Vennootschapsbelasting 16 000,00 11 000,00 5 000,00
Bijkomende heffing (10%) 900,00 0,00 900,00
TOTALE BELASTING 16 900,00 11 000,00 5 900,00

 

Ook in deze situatie blijft de belastingbesparing bij de vennootschap hoger dan de extra (para)fiscale heffingen bij de bedrijfsleider-natuurlijke persoon, maar het verschil wordt herleid tot ongeveer 1 000 euro. Het behouden van of overstappen naar de verhoogde bezoldiging is in deze situatie niet éénduidig, en zal mede afhangen van diverse andere factoren, vooral op gebied van de privésituatie (personen ten laste, belastbare inkomsten van de partner, belastingverminderingen, …).

 

Een bezoldiging staat nooit alleen

Naast de bovenstaande berekeningen om de bezoldiging al dan niet te verhogen, spelen uiteraard nog andere overwegingen een rol. Een hogere bezoldiging resulteert in een lagere boekhoudkundige winst, waardoor er minder liquidatiereserve kan aangelegd worden. Deze vaststelling is niet onbelangrijk met het oog op een latere dividenduitkering, die mogelijk fiscaal goedkoper is dan het toekennen van een (bijkomende) bezoldiging. Door de lagere winst is de toename van het eigen vermogen kleiner, zodat ook de aftrek voor risicokapitaal lager uitvalt (indien dit fiscaal nog van belang zou zijn). In het kader van de herkwalificatie van intresten in dividenden heeft de kleinere toename van de belaste reserves een invloed op het bedrag van de rentegevende voorschotten. Als positief effect van de toegenomen bezoldiging kan de premieverhoging van de groepsverzekering of de individuele pensioentoezegging vernoemd worden. Indien de bedrijfsleider reeds over voldoende financiële middelen beschikt, kan men beslissen het extra bedrag van de netto-bezoldiging niet uit te betalen, maar bijvoorbeeld te boeken op rekening-courant (vermijden van een debetstand of afzetten tegenover voordelen in natura aangegeven in de vennootschap).

 

Besluit

Een verhoging van de bezoldiging voor een bedrijfsleider-natuurlijke persoon in het kader van het verminderd tarief, lijkt vooral aangewezen voor de aanslagjaren 2019 en 2020 in de situatie waarbij de (kleine) vennootschap een belastbaar resultaat behaalt tussen 72 000 00 euro en 100 000,00 euro. De concrete situatie moet echter voor elk dossier afzonderlijk bekeken worden, waarbij ook andere motieven dan alleen het verminderd tarief, een rol moeten spelen.

 

Siert Bronselaer, Docent Karel de Grote Hogeschool Antwerpen

 

Zin in meer?

Wenst u uw werkelijk beroepskosten zo optimaal mogelijk aftrekken en minder belastingen betalen?
In onze opleiding Beroepskosten in de praktijk leert u hoe u (als zelfstandige, vennootschap, maar ook als werknemer) maximaal kosten kan aftrekken.

Avatar foto

Auteur

NCOI Learning: een team van experts die organisaties en professionals tips aanreiken over leren en ontwikkelen

Lees ook

Zoek

Nieuws per domein

Meest gelezen

Let's connect