Een vordering tot betaling van een opzeggingsvergoeding instellen: binnen één of vijf jaar ?

🎓 Arbrb. Brussel 10 januari 2022, AR 19/693/A, onuitgegeven

Overeenkomstig artikel 15 van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 verjaren de vorderingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst. Op grond van artikel 2262bis §1 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek jo. Artikel 26 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering verjaren alle burgerlijke vorderingen voortvloeiend uit een misdrijf slechts na vijf jaar. De vijfjarige termijn is dus enkel van toepassing indien er sprake is van een misdrijf.

De arbeidsrechtbank van Brussel bevestigde in een vonnis van 10 januari 2022 nogmaals de ondertussen geldende meerderheidsstrekking: de vordering tot betaling van de opzeggingsvergoeding is geen burgerlijke vordering die voortvloeit uit een misdrijf, aangezien de niet-betaling van de opzeggingsvergoeding niet als misdrijf kan worden gekwalificeerd. De niet-betaling van de opzeggingsvergoeding blijft onder artikel 162 van het Sociaal Strafwetboek uitgesloten zoals bij de situatie voor de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek.

Dit betekent bijgevolg dat de werknemer de betaling van de opzeggingsvergoeding moet vorderen binnen het jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst en dat er in geval van niet-betaling geen strafrechtelijke sancties boven het hoofd van de werkgever kunnen hangen.

Bron : HR Square – 12/10/2022

Gerelateerde opleidingen

Mr. Ann Witters neemt u tijdens het de online studienamiddag “Update sociaal recht” mee door de voornaamste nieuwigheden op vlak van wetgeving en rechtspraak binnen het arbeids- en sociaal recht.

Nieuws per domein

Meest gelezen

Let's connect